donderdag 16 april 2015

Aankondiging: Het Jezusproject - Het Nieuwe Christendom ter herkerstening van de Lage Landen



1. Het Land van Zuylen

Noot vooraf: Deze aankondiging was bedoeld voor publicatie in het op 14 april verschenen nieuwe themanummer Boeken in wording 7.0 van het tijdschrift “Onderstroomboven” onder de redactie van Ewout Storm van Leeuwen e.a., maar door een communicatiefout kon slechts het eerste deel het daglicht zien.


Al wandelend met broer Johannes in de prille lente van 2014 op de “beleefroute door het land van Zuylen” trof ik aldaar in de tuin van de historische slotkapel aan de Vecht een leestafeltje aan waarop de volgende bekentenis van de achttiende-eeuwse schrijfster en componiste Belle van Zuylen, Utrechts meest beroemde bewoonster, te lezen was:

“Beste wandelaar, dit kerkje was al meer dan 100 jaar oud toen ik op [slot] Zuylen woonde. Ik ben protestant opgevoed en hoopte christen te zijn. Mijn vraag aan God om mij religie te laten begrijpen is nooit beantwoord. Ik kwam altijd ziek van verveling of vol treurige twijfel de kerk uit. Het lukte mij niet om van een godsdienst te houden zolang deze een deel van Gods schepselen uitsloot van het beloofde geluk. Het kan toch nooit goed zijn dat de ene mens wordt gered omdat hij gelooft en de andere niet, omdat hij niet gelooft? – Het kerkje is niet meer hetzelfde als dat waarin ik ben gedoopt en getrouwd. Maar het is nog even klein en pittoresk.”

Dit gaf mij te denken: Belle van Zuylen was dus een van de kritische geesten “avant la lettre” die hun religieuze behoeften niet (meer) door het hen aangeboden traditionele christendom konden bevredigen en aldus de kerk verlieten om hun zielenheil elders te zoeken. Zij zocht immers tevergeefs een nieuw soort christendom dat niet meer alleen op geloof, maar op inzicht en kennis was gebaseerd.

Nu was het dat zo, dat ik juist in die tijd begonnen was met het vertalen uit het originele Duits van het boek “Jezus van Nazareth en het mysterie van de heilige Graal – Antroposofische beschouwingen over het Oude Testament, het Nieuwe Testament en de Openbaringen van Johannes” van Valentin Tomberg (1900-1973), een boek dat later dit jaar in het door mij in 1985 in Zwitserland gestichte en in 1986 naar Amsterdam verhuisde Willehalm Instituut voor Antroposofie als Graalonderzoek, Koninklijke kunst en Sociale organica uitgegeven zal worden. En het toeval wilde nu dat dit boek, waarvan een excerpt over Nietzsche in dit nummer 7.0.van Onderstroomboven te lezen is, nu precies aan Belle’s behoefte aan een nieuw soort christendom tegemoet komt. Want niet alleen dit werk, maar alle antroposofische werken en voordrachten van Tomberg, zoals zijn in 1938 en 1939 te Rotterdam gehouden voordrachten voor de Antroposofische Vereniging in Nederland onder de titels "Innerlijke ontwikkeling en de christelijke Rozenkruisers-weg” en “De vier Christusoffers en het verschijnen van Christus in het etherische” borduren voort op datgene wat de stichter van de antroposofie Rudolf Steiner (1861-1925) in zijn zogeheten “Vijfde Evangelie” en in zijn interne karmavoordrachten te Arnhem in 1924 als Het Nieuwe Christendom heeft beschreven: een esoterisch, kosmisch christendom dat een overgang wil maken van een geloofsgemeenschap naar een kennisgemeenschap, het geloof tot schouwen wil ontwikkelen om daarmee de circa 2000 jaar geleden uit elkaar gevallen gebieden van kunst, wetenschap en religie in een nieuw openbaar mysteriewezen op aarde onder de mensheid te herenigen.

Dit alles in overweging genomen deed bij mij toen de gedachte opkomen of het niet mogelijk zou zijn om in de in 1654 door kasteelheer Adam van Lockhorst gebouwde slotkapel, die sinds 1997 niet langer in gebruik door de Hervormde Gemeente van Zuilen bleek te zijn en te huur was, om te beginnen de 12 hoofdstukken van deel 1 van dit diepzinnig werk over het Oude Testament van Tomberg ten gehore te brengen, en wel als een poging om Belle van Zuylens vraag aan God vooralsnog te doen beantwoorden om religie, met name het christendom, niet slechts te mogen geloven, maar te kunnen begrijpen. Aldus geschiedde: vanaf 6 april tot 29 juni konden zondags-middags voor een select gezelschap alle 12 hoofdstukken voorgelezen worden in het kader van het op een tekstposter op de voordeur van de slotkapel als zodanig aangekondigde “Nieuwe Christendom” (Deze werden door de voorlezingen van deel II over het Nieuwe Testament en de Apocalyps vanaf dit voorjaar in de bibliotheek van het Willehalm Instituut te Amsterdam voortgezet.)


Dat op de grond waar dit slotkapel staat paus Clemens VI al in de 14de eeuw een bedehuis liet bouwen als eerbetoon aan de in Zuilen geboren heilige Liudger, die de door de Angelsaksische Willibrord begonnen kerstening der Lage Landen in opdracht van Karel de Grote heeft volbracht, dat vernam ik pas van de voormalige koster bij een bezoek van de Belle van Zuylen genootschap tijdens een van mijn lezingen daar in de maand mei. Er bestaat een afbeelding waar deze eerste zendeling van Nederlandse bodem, geboren in 742 uit een Fries geslacht, te paard de Friese blinde bard Bernlef geneest, die hem daarna overal begeleidde (zie afb.) 


In zijn jeugd studeerde Liutger bij Alcuinus in York, Engeland en bleef hij zijn hele leven bevriend met deze geestelijke leider van het Karolingische rijk. Het kan dus zeer goed mogelijk zijn (nader onderzoek moet het uitwijzen) dat hij de middeleeuwse Willem van Oranje, de stichter van het oorspronkelijke Oranjehuis in Zuid-Frankrijk heeft ontmoet, aan wie de Duitse middeleeuwse dichter Wolfram von Eschenbach een epos onder de titel Willehalm heeft gewijd en waarover het naar hem genoemde Willehalm Instituut eerder een erudiet boek onder de titel “Willem van Oranje, Parzival en de Graal” van de Zwitserse graalvorser Werner Greub (1907-1997) heeft uitgegeven. In dit eerste deel van een trilogie over de graalgeschiedenis van Zarathoestra tot Rudolf Steiner wordt ontwikkeld dat deze Willehalm van Oranje niemand anders was geweest dan de legendarische Meester Kyot, de zegsman van Wolfram von Eschenbach voor zijn graalverhaal van Parzival alsmede zijn epos Willehalm.

Deze paladijn van Karel de Grote, die een van de laatste beschermheren van het Keltische christendom is geweest en in de 11de eeuw tot beschermheilige van de ridders werd benoemd, heeft namelijk in zijn jeugd ook bij Alcuinus gestudeerd en was zelfs zijn beste leerling geweest. Alcuinus wijdde een beschouwing aan hem over de deugden “De Virtute”; zie ook de afb. van hem als Saint Guilhelm met de rol in zijn hand waarop de tekst: luidt: "Comme ils seront joyeux Seugneur ceux que tu choisiras pour te choisir.” (Hoe gelukkig zullen diegenen zijn, Heer, die U gekozen heeft om U te dienen).


Deze “toevallige” samenloop van omstandigheden, inclusief het feit dat een door 16 voorstanders onderschreven en (nog steeds) in behandeling door het ministerie van Koninkrijksrelaties zijnde petitie aan koning Willem-Alexander om een ridderorde van het Woord in te stellen als aanvulling op de bestaande Militaire ridderorde, die genoemd is naar Willehalm of te wel de oorspronkelijke Willem van Oranje, leidde mij er toen naar om voortaan aan het motto “Het Nieuwe Christendom” de bijzin “Ter herkerstening van de Lage Landen” toe te voegen.

II. Het Jezusproject

De bovengenoemde werken van Valentin Tomberg en Werner Greub, samen met diens deze Kerst eindelijk verschijnende boek “De Jezusmysteriën – Rudolf Steiners evangeliënchronologie en de Christusprofetie van Zarathoestra” (een excerpt uit deel 3 van Greubs trilogie), gepaard met de eveneens door het Willehalm Instituut uitgegeven werken van de Duitse filosoof/antroposoof Herbert Witzenmann (1905-1988), waaronder met name “De Deugden – Jaargetijden van de ziel” en zijn nog hier aan de orde komende sociaal-organische studies over de hervorming van de wereldeconomie, vormen nu de literair-historisch-geesteswetenschappelijke grondslag voor het Jezusproject. Daar alle die titels ofwel op internet (via Google) te lezen, dan wel als boekuitgaven bij Boekenroute.nl te bestellen zijn, waaruit al veel nieuwe onderzoeksresultaten omtrent dit onderwerp te vernemen zijn, zal tenslotte de omvang en aard van dit project zo kort mogelijk samengevat worden, (korter kan nauwelijks, gezien de uiterst gecompliceerde inhoud van dit “Greatest Story on Earth”). Er bestaat namelijk niet slechts één Jezus, maar uiteraard zes historische menswezens die met die voornaam leefden rond het tijdperk van de begin van onze jaartelling, waarin het mysterie van Golgotha in Palestina heeft plaatsgevonden. In chronologische volgorde zijn dat:

1. De Jeshu ben Pandira, die als door de Maitreya Bodhisattva geïnspireerde leider van de Essenen zo’n 100 jaar voor het mysterie van Golgotha dit gebeuren in Palestina onder zijn leerlingen heeft voorbereid;

2. De in het door een van die leerlingen, Mathai geschreven Mattheüsevangelie beschreven Jezus van Bethlehem, het Jezuskind dat in 7 v.Chr. in het teken van de Ster van Bethlehem aldaar geboren, door de magiërs als hun gereïncarneerde meester Zarathoestra aanbeden werd, en wiens Ik op 18-jarige leeftijd zich verenigde met:

3. De derde Jezus tijdens diens bezoek aan de tempel van Jeruzalem, de in het Lucasevangelie beschreven Jezus van Nazareth, waarin zich de nog niet eerder geïncarneerde, onschuldige d.w.z. karmaloze zusterziel van Adam reïncarneerde; deze met het Ik van de Jezus van Bethlehem aldus verrijkte Jezus is dan eigenlijk niet meer hetzelfde als voorheen; vanwege zijn gedaanteverwisseling herkenden zijn ouders hem dan ook nauwelijks in de tempel in discussie met de Godsgeleerdenn (zie afb. 1). Hij moet dus, hoewel onder dezelfde naam tot:

4. De vierde Jezus, de eigenlijk als zodanig bekende Jezus van Nazareth gerekend worden, waarin dan 18 jaar later bij de doop in de Jordaan onder diens gebed, zoals het Lucasevangelie (Lucas. 3, 23, in de vert. van H. Ogilvie) zegt: ”De heilige Geest in een gestalte als van een duif op hem neerdaalde; en een stem uit de hemel sprak: ‘Mijn Zoon zijt Gij, Ik heb u heden verwekt”;

5. De Jezus Christus, Gods geliefde zoon, de tweede persoon van de heilige Drie-eenheid, die na een embryonale periode van 3¼ jaar werkzaam op aarde te zijn geweest, na Diens opstanding als geest van de aarde werd geboren, waardoor de aarde dus tot Zijn lichaam is geworden. In de inleiding “Het Nieuwe Christendom” van “De Jezusmysteriën” zal ingegaan worden op wat voor consequenties dit heeft voor de huishouding en rentmeesterschap van de aarde, de wereldeconomie gezien als het sociale organisme, onder verwijzing naar desbetreffende uitgaven van het Willehalm Instituut, te weten: “De rechtvaardige prijs – Wereldeconomie als sociale organica” en “Geldordening als bewustzijnskwestie – Een nieuw financieel stelsel vereist een nieuw beschavingsprincipe” van Herbert Witzenmann en diens derde en laatste verhandeling in deze reeks sociaal-organische studies “Een nieuwe economische orde - Rudolf Steiner sociale organica”.


6. De laatste en vrijwel onbekende Jezus, de Meester Jezus of zoals Werner Greub in zijn Graaltrilogie hem noemt: de Jezus van Nain, een mysterie dat pas geheel ontsluierd wordt in deel II van “De Jezusmysteriën” in het hoofdstuk “De verwekking van de jongeling van Nain”. Daarin ontwikkelt Werner Greubs, als eigen interpretatie op grond van aanwijzingen van Rudolf Steiner, dat bij de verwekking van deze jongeling (Lucas 7) door Christus zich het “vrij geworden” Ik van de Jezus van Nazareth in het lichaam van deze jongeling incarneerde, d.w.z. het Ik van de Jezus van Nazareth, dat zich bij de doop in de Jordaan had geofferd door zijn lichaam te verlaten, opdat in deze leeg geworden “Graal” het uit de kosmos neerdalende Christuswezen als Jezus Christus door de Heilige Geest kon worden verwekt. Volgens Rudolf Steiner incarneert zich sindsdien deze wereldleraar Meester Jezus als de drager van de al eerder genoemde Maitreya Bodhisattva zich in elke eeuw en geeft hij enkele voorbeelden daarvan, zoals in de 4de eeuw levende Mani, de stichter van het Manicheïsme, die in de 9de  eeuw zich als Parzival incarneerde en Meester van de Graal werd.

Het centrale thema, dat als een rode draad door het hele drieluik van Werner Greub over de Graalgeschiedenis van Zarathoestra tot Rudolf Steiner loopt, is de poging om de nog niet bekende incarnaties van deze Meester Jezus in verband met die van de Drie Koningen, de magiërs uit het Oosten door de eeuwen heen op historisch en geesteswetenschappelijke wijze te identificeren. Daarbij komen in het nog niet vertaalde tweede deel “Van Parzival tot Rudolf Steiners Wetenschap van de Graal” vooral de figuur van Kaspar Hauser, “Het kind van Europa” uit de 18de eeuw naar voren, en in het evenmin nog niet compleet vertaald derde deel “Ontwaken aan Goethe” namen, naast Goethe, ook o.m. die van Christiaan Rozenkruis, Parzival, Wolfram von Eschenbach en diens zegsman Willehalm-Kyot, de reeds genoemde Zarathoestra, Pythagoras, de Griekse beeldhouwer Lysippos, Homer, Mozes en uiteraard Rudolf Steiner zelf.

Het moge duidelijk zijn geworden dat deze uiterst gecompliceerde en op onderdelen geheel nieuwe materie niet zonder meer voor iedereen weggelegd is. Rudolf Steiner heeft ooit zijn antroposofie niet alleen als wetenschap van de Graal, maar ook als de openbaring van het Christendom in de 20ste eeuw beschreven. Dit geldt m.i. ook voor deze jonge 21ste eeuw en tevens niet slechts inhoudelijk, maar ook qua vorm, in die zin dat, zoals Tombergs werk over de Bijbel ook duidelijk kan maken, de antroposofie de sleutel vormt tot een werkelijk begrip van het meest gelezen, maar meest onbegrepen boek ter wereld (waarvan het in dit tijdschrift Onderstroomboven 7.0 opgenomen sprookjesverhaal over Jezus als zoon van Herodes een fraai staaltje is.)

Hiermee hoop ik een gedegen aanzet gegeven te hebben voor het i.s.m. Ewout Storm van Leeuwen en mogelijk anderen alzijdig verder te ontwikkelen Jezusproject, waarvoor ook een tijdschrift met een passende naam in de ontwerpfase is, die in een volgend nummer van Onderstroomboven uit de doeken zal worden gedaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten